BOPA’s, Bbl en participatie: Omgevingswet-uitspraken uit de maand augustus (teller 2024: 1569)

In deze Omgevingswet blogreeks lichten we maandelijks een aantal uitspraken uit die onder de Omgevingswet zijn gedaan. Deze maand hebben we uitspraken uitgekozen over het plaatsen van kozijnen in de zijgevel, is dat vergunningplichtig? En wat zijn de precieze kaders voor (verplichte) participatie? Allemaal vragen die beantwoord worden in uitspraken van de maand augustus. We trappen af met een interessante uitspraak over het bindend advies van de gemeenteraad.

Bindend advies gemeenteraad en ETFAL

Op 21 augustus 2024 heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant een uitspraak gedaan (ECLI:NL:RBZWB:2024:5780) over het bindend advies van de gemeenteraad en de ETFAL-onderbouwing. Er is op 18 juni 2024 een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een crisisnoodopvang (CNO). Hiertegen is bezwaar gemaakt en vervolgens een verzoek tot een voorlopige voorziening ingediend. Verzoekers voeren in de procedure aan dat een bindend advies van de gemeenteraad ontbreekt en dat er geen sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De voorzieningenrechter oordeelt daarover het volgende.

Bindend advies gemeenteraad

De gemeenteraad moet bij bepaalde aangewezen gevallen van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) als adviseur worden aangewezen. Dit volgt uit artikel 16.15a, sub b, onder 1, van de Omgevingswet. In aanvulling op dit artikel, heeft de gemeente waar deze ontwikkeling voorgenomen is een Delegatiebesluit Omgevingsrecht (Delegatiebesluit) genomen. Uit artikel 5.1 van dit Delegatiebesluit volgt dat de gemeenteraad gebruik wenst te maken van de adviesbevoegdheid bij de realisatie van specifieke maatschappelijke voorzieningen. De toelichting van het Delegatiebesluit geeft aan dat hierbij gaat om maatschappelijke voorzieningen die normaal gezien niet zonder meer in een woonomgeving of in het overwegende agrarische buitengebied passen. Het college van de gemeente stelt dat de CNO niet aan deze voorwaarden voldoet, omdat het niet in de woonomgeving of het overwegend agrarisch buitengebied wordt gerealiseerd en er geen sprake is van een openbaar toegankelijke voorziening. De voorlopige voorzieningenrechter acht deze interpretatie te beperkt. Een CNO is bij uitstek een maatschappelijke voorziening die normaal gesproken niet zonder meer in de woonomgeving of het buitengebied past. De grond van de verzoekers slaagt. Maar, uit artikel 7:11 van de Awb volgt dat in bezwaar een volledige heroverweging plaatsvindt, waardoor dit gebrek in bezwaar hersteld kan worden.

Evenwichtige toedeling van functies aan locaties

Verzoekers stellen dat niet voldaan is aan het ETFAL-vereiste. De voorzieningenrechter loopt enkele onderdelen van de ETFAL-onderbouwing af. Verzoeker stelt dat de vergunning voor ‘wonen’ had moeten worden verleend, in plaats van voor ‘logies’. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat de CNO voldoet aan definitie van logiesfunctie, zoals volgt uit bijlage I, onderdeel B, van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).

Aangezien de CNO geen geluidsgevoelig gebouw is op grond van het Bbl worden verzoekers niet beperkt in de uitvoering van hun activiteiten. De voorzieningenrechter beoordeelt ook de aangevoerde gronden over geur, trillingen en de spuitzone. Deze gronden slagen eveneens niet. De voorzieningenrechter concludeert dat voldaan wordt aan de ETFAL-toets.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om de verleende omgevingsvergunning te schorsen af.

Vergunningplicht kozijnen aan de zijgevel

In een uitspraak van 13 augustus 2024 gaat de Rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2024:4774) in op de vraag of voor het plaatsen van kozijnen in de zijgevel een omgevingsvergunning nodig is voor een omgevingsplanactiviteit en voor een technische bouwactiviteit. Het college heeft de aanvraag buiten behandeling gelaten omdat zij van mening is dat er geen omgevingsvergunningen nodig zijn voor beide activiteiten. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en een voorlopige voorziening aangevraagd bij de rechtbank.

Is er een omgevingsvergunning nodig voor een omgevingsplanactiviteit?

Op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet is het verboden zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten, tenzij het gaat om een in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) aangewezen geval. Dit verbod geldt op grond van artikel 2.29, aanhef en onder e, van het Bbl niet voor het bouwen van een kozijn of kozijninvulling bij plaatsing in of aan de achtergevel of een niet openbaar toegankelijk gebied.

In het geval van deze uitspraak ligt het perceel van het gebouw binnen een beschermd stadsgezicht. Op grond van artikel 2.30, derde lid, onder b, aanhef en onder 3o, van het Bbl geldt de vrijstelling van de vergunningplicht alleen als het gaat om een bouwwerk op een gebouwerf aan de achterkant van een hoofdgebouw, als dat gebouwerf niet ook deel uitmaakt van het gebouwerf aan de zijkant van dat gebouw en niet naar openbaar toegankelijk gebied is gekeerd.

De kozijnen worden aan de zijkant van het hoofdgebouw gerealiseerd. Artikel 2.30, derde lid, onder b, aanhef en onder 3o, van het Bbl ziet volgens de voorzieningenrechter alleen op een bouwwerk aan de achterkant van een hoofdgebouw. Dat de zijkant van het hoofdgebouw in dit geval niet naar openbaar toegankelijk gebied is gericht, is hierbij niet relevant. Uit de Nota van toelichting van het Bbl volgt volgens de voorzieningenrechter niet dat de wetgever heeft bedoeld om een andere interpretatie te geven aan de nagenoeg gelijkluidende tekst. Kortom: er is een omgevingsvergunning nodig voor de omgevingsplanactiviteit.

Is er een omgevingsvergunning nodig voor een technische bouwactiviteit?

Op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet is het verboden zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten voor zover het gaat om een bij algemene maatregel van bestuur (Bbl) aangewezen geval. In de artikelen 2.25 en 2.26 van het Bbl zijn de vergunningplichtige bouwactiviteiten aangewezen.

In artikel 2.27, tweede lid, onder c, van het Bbl staat dat het verbod uit artikel 5.1, tweede lid, onder a, van de Omgevingswet niet geldt voor een bouwactiviteit die betrekking heeft op een kozijn of een kozijninvulling. Dit betekent dat er dus geen omgevingsvergunning nodig is voor een technische bouwactiviteit.

Voorgaande betekent dat het college ten onrechte heeft besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen. Dit maakt het bestreden besluit onrechtmatig is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening dan ook toe; het college moet de aanvraag alsnog in behandeling nemen en een inhoudelijk besluit nemen.

Eerste rechtspraak over verplichte participatie

In een uitspraak van 12 augustus 2024 (ECLI:NL:RBAMS:2024:4679) gaat de Rechtbank Amsterdam in op de vraag wat verplichte participatie precies inhoudt. In juni 2024 heeft de burgemeester van Amsterdam een evenementenvergunning en een omgevingsvergunning verleend voor het organiseren van een festival. Tegen beide besluiten heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Met het oog op het aankomende evenement, heeft ze de rechtbank gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.

Verplichte participatie

De gemeenteraad van Amsterdam heeft, conform artikel 16.55, zevende lid, van de Omgevingswet, vastgelegd dat voor alle omgevingsvergunningen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten verplicht aan participatie moet worden gedaan.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat in gevallen waarin participatie verplicht is gesteld, de participatie van enige betekenis moet zijn. De enkele stelling van verzoekster dat niet voldoende aan participatie is gedaan, volstaat niet. Ook benadrukt de rechter dat participatie niet betekent dat participanten in het gelijk worden gesteld. Het is in eerste instantie aan het college om te beoordelen of de initiatiefnemer in redelijkheid heeft kunnen volstaan met de verrichte participatie. In dit geval heeft de gemeente Amsterdam al inzicht gegeven in de wijze waarop participatie kan worden vormgegeven, namelijk via het Beleidskader Participatie en de Participatiehandreiking.

Is er genoeg geparticipeerd?

In voorliggend geval heeft de vergunninghoudster een participatieplan ingediend met daarin een participatietraject. Hieruit volgt onder andere dat vergunninghoudster in gesprek is gegaan met bedrijven, ondernemers en bewoners. Ook verzoekster is bereikt, dit blijkt uit het feit dat zij een zienswijze heeft ingediend tegen de verleende evenementenvergunning. Het enkele feit dat verzoekster stelt dat er niet voldoende wordt gedaan aan participatie, betekent niet dat dit per definitie waarheid is. Ook het feit dat niet volledig aan haar verzoeken wordt voldaan, maakt niet dat er te weinig geparticipeerd is. Het college heeft dan ook in redelijkheid kunnen beslissen dat vergunninghouder voldoende aan participatie heeft gedaan.

De voorlopige voorzieningenrechter oordeelt dat de naar voren gebrachte bezwaren geen redelijke kans van slagen hebben. Vandaar dat het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

En wat als participatie niet verplicht is?

Kort na bovengenoemde uitspraak, heeft de Rechtbank Gelderland zich uitgelaten over de situatie waarin participatie niet verplicht is gesteld (ECLI:NL:RBGEL:2024749). In deze uitspraak van 23 augustus is een vergunning voor het houden van een evenement verleend op 9 juli 2024. Vijf dagen later is ook een vergunning verleend voor het inrichten van het festival. Tegen beide vergunningen heeft verzoeker bezwaar gemaakt en een verzoek om een voorlopige voorziening gevraagd.

Participatie op vrijwillige basis

Het initiatief tot participatie ligt bij de organisator van het evenement. In dit geval heeft de gemeente niet vastgelegd dat participatie een verplicht aanvraagvereiste is (in tegenstelling tot in de uitspraak hierboven). Er zijn ook geen kaders of handleidingen voor participatie vastgesteld door de gemeente. Dit betekent dat de initiatiefnemer niet verplicht is tot het volgen van een participatietraject. De initiatiefnemer heeft bij edities in voorgaande jaren informatiebijeenkomsten gehouden, waar weinig belangstelling voor was. Vandaar dat dit jaar is besloten om deze bijeenkomst niet meer te organiseren. De voorzieningenrechter komt daarmee tot de conclusie dat participatie sowieso op vrijwillige basis geschiedt en dat er eerder een vorm van participatie heeft plaatsgevonden.

Alle aangevoerde bezwaren worden afgewezen, behalve over de geluidsoverlast. De geluidsvoorschriften worden door de voorzieningenrechter aangepast gezien de afstand tot de woningen. Omdat de voorlopige voorziening deels wordt toegewezen, bestaat er aanleiding voor het vergoeden van het griffierecht van verzoekers.

Over een maand leest u een nieuw overzicht van onze hand met uitspraken over de maand september!

Interessant artikel?

Deel op facebook
Deel op Twitter
Deel op Linkdin
Deel via mail

Gerelateerde berichten

vertrouwensbeginsel

Levert schending van het vertrouwensbeginsel een schadevergoeding op?

Op 21 augustus 2024 publiceerde staatsraad advocaat-generaal (A-G) Snijders een conclusie over de gevolgen van een succesvol beroep op het vertrouwensbeginsel. Het gaat specifiek om gevallen waarin een toezegging van een bestuursorgaan niet kan worden nagekomen door zwaarder wegende belangen. In deze blog leest u wat de conclusie inhoudt en wat dit betekent voor de rechtspraktijk.

Lees meer...
Catch Legal