Bouw appartementen Heerlen mag doorgaan ondanks bezwaren

De voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg oordeelt dat de door het college van burgemeester en wethouder van Heerlen verleende omgevingsvergunning voor de bouw van zestien appartementen hangende het beroep niet hoeft te worden geschorst (ECLI:NL:RBLIM:2025:5299). De bezwaren van omwonenden over onder meer privacy, schaduwwerking en wateroverlast kunnen volgens het voorlopige oordeel van de rechter bij de binnenplanse omgevingsplanactiviteit bouwen niet worden meegewogen. Bij dit soort vergunningen is het beoordelingskader van het college beperkt.

Wat speelt er?

Een ontwikkelaar wil zestien appartementen bouwen in het Hoogveld in Heerlen. Het college van burgemeester en wethouders van Heerlen (hierna: het college) heeft hiervoor op 9 december 2024 een omgevingsvergunning verleend. Omwonenden vrezen negatieve gevolgen zoals verlies van privacy, schade en wateroverlast en starten een beroepsprocedure. Daarnaast verzoeken ze de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening te treffen.

Geen ruimte voor afweging van belangen

De rechter volgt omwonenden niet in hun bezwaar. Voor de binnenplanse omgevingsplanactiviteit bouwen geldt het zogenoemde limitatief-imperatief stelsel. Dit betekent dat het college de vergunning móet verlenen als het bouwplan past binnen de regels van het omgevingsplan. Dit volgt uit de Omgevingswet (artikel 5.18, eerste lid), het Besluit kwaliteit leefomgeving (artikel 8.0a, eerste lid) en het omgevingsplan van de gemeente.

Omdat het bouwplan past in het omgevingsplan, is er geen ruimte om belangen zoals privacy of wateroverlast af te wegen. Ook kan het college niet meer beoordelen of sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, de zogenoemde ETFAL-toets. Ook die beoordeling is namelijk niet (meer) aan de orde bij een binnenplanse omgevingsplanactiviteit. Bij het opstellen van (de wijziging van) het omgevingsplan is die beoordeling wel gemaakt.

Wateroverlast wel meegenomen, maar geen weigeringsgrond

De voorzieningenrechter merkt nog op dat de ontwikkelaar bij de aanvraag maatregelen heeft getroffen om de afvloeiing van het hemelwater te regelen. Deze maatregelen zijn ook opgenomen in de omgevingsvergunning. Daarmee moet wateroverlast worden voorkomen. Een uitgebreider onderzoek hiernaar is wettelijk niet vereist. Ook de zorgplicht uit artikel 2.16 van de Omgevingswet leidt niet tot een weigeringsgrond voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit bouwen.

Uitspraak bevestigt strikte toetsing

De uitspraak, hoewel een voorlopig oordeel, benadrukt hoe strikt de toetsing is bij de binnenplanse omgevingsplanactiviteit bouwen. Zolang aan de regels in het omgevingsplan wordt voldaan, móet het college de vergunning verlenen. Ruimte voor een belangenafweging en/of een ETFAL-toets is er niet. Omdat de rechter verwacht dat het beroep van de omwonenden weinig kans van slagen heeft, wordt de voorlopige voorziening afgegeven. De uitkomst van de bodemprocedure (het beroep) houden we in gaten!

Interessant artikel?

Deel op facebook
Deel op Twitter
Deel op Linkdin
Deel via mail

Gerelateerde berichten

Leegstand

Minder leegstand = meer woonruimte?

Leegstand is altijd onwenselijk maar nu zoveel van ons een woning zoeken, is het extra vervelend. In dit blog gaan wij in op de juridische instrumenten die gemeenten hebben om langdurige leegstand aan te pakken.

Lees meer...
Catch Legal