De (bestuurs)rechter als waakhond, ook in coronatijd (II)

Van thuiswerken tot de sluiting van de horeca, iedereen krijgt te maken met de gevolgen van de coronacrisis. Ook de (bestuurs)rechter moet zich hierover buigen. Het is namelijk de (bestuurs)rechter die de beslissingen van de overheid moet beoordelen en het oog moet houden op de bescherming van grondrechten van burgers. De overheid probeert in deze tijd zo veel mogelijk de volksgezondheid te beschermen. Tegelijkertijd moet de overheid ook haar andere taken blijven uitvoeren. Dit spanningsveld heeft tot nu toe tot interessante uitspraken geleid.

Daarom staan wij in een reeks blogs stil bij een aantal uitspraken van de (bestuurs)rechter waarin de gevolgen van de coronacrisis te zien zijn. Hoe heeft de overheid tijdens de crisis gehandeld? En hoe heeft de (bestuurs)rechter hierop gereageerd? In de tweede bijdrage wordt allereerst het handelen van de rechter zelf kort onder de loep genomen. Vervolgens komt het handhavend optreden van de overheid aan bod. Ter afsluiting kijken wij weer naar hoe de burgerlijke rechter omgaat met het (corona)beleid van de overheid.

Quarantaineplicht maakt bijwonen zitting onmogelijk maar rechter weigert volhardend om Skype-zitting te houden (Rb Gelderland (zittingsplaats Zutphen) 19 oktober 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:5843)

Door de coronacrisis moesten ook rechters puzzelen om het recht op een eerlijk proces te waarborgen. Deze zaak is een voorbeeld van hoe een rechter niet hiermee moet omgaan. Het handelen van deze rechter leverde een wrakingsverzoek op dat ook nog werd toegewezen. Eén van de partijen verzocht de wrakingskamer om de rechter te laten vervangen, omdat zij de indruk had dat de rechter vooringenomen was.

Al enkele maanden geleden heeft de rechter beslist dat voor de zaak een Skype-zitting zou worden gehouden. Elf dagen vóór de zittingsdatum is de rechter teruggekomen op deze beslissing: de zitting wordt toch fysiek gehouden. Voor de verzoekende partij was het door de coronamaatregelen  niet mogelijk om in persoon op de zitting aanwezig te zijn. De verzoekende partij woont namelijk in Turkije en reizigers uit Turkije moesten bij aankomst in Nederland tien dagen in quarantaine. De verzoekende partij heeft daarom tegen het houden van een fysieke zitting op de geplande datum bezwaar gemaakt. Als reactie hierop heeft de rechter laten weten dat een hybride zitting mogelijk is. Dit houdt in dat de verzoekende partij via Skype deelneemt aan de zitting. De verzoekende partij wilde zich op de dezelfde wijze kunnen richten tot de rechter als haar wederpartij, namelijk in persoon.

De wrakingskamer vindt dit een terechte wens van de verzoekende partij. Met deze wens is de rechter niet goed omgegaan. De rechter heeft op een laat moment besloten om de Skype-zitting te veranderen in een fysieke zitting. Hierdoor kon de verzoekende partij niet meer op tijd de fysieke zitting bijwonen. Vervolgens heeft de verzoekende partij voorgesteld de zitting voor alle partijen via Skype te houden. Zonder uitleg heeft de rechter volhard in de beslissing om de zitting als een fysieke dan wel hybride zitting door te laten gaan. Hiermee heeft de rechter de indruk bij de verzoekende partij kunnen wekken dat de rechter vooringenomen is. Het wrakingsverzoek is daarom toegewezen.

De coronacrisis is op zichzelf geen reden om van handhaving af te zien (ABRvS 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:106)

Handhaven is bij uitstek een taak van de overheid. Maar hoe moet de overheid hiermee omgaan tijdens de coronacrisis? Deze zaak laat goed zien tegen welke problemen de overheid in deze tijden kan aanlopen bij het handhavend optreden tegen overtredingen. In het bijzonder gaat deze zaak over het handhaven tegen illegale bewoners van een recreatieterrein.

Een permanente bewoner van een recreatieterrein ergert zich aan de personen die illegaal daar verblijven. Anders dan hij, hebben zij niet de juiste papieren om dit te mogen doen. Daarom heeft hij het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) verzocht om handhavend op te treden tegen de illegale bewoning. Tot zijn teleurstelling heeft het college zijn handhavingsverzoek afgewezen. Volgens het college grijpen de coronamaatregelen al flink in op de leefomstandigheden van de bewoners. Daarom vindt het college het niet wenselijk om handhavend op te treden tegen de illegale bewoners. Wel overweegt het college te handhaven zodra de situatie weer normaal wordt. De bewoner die het handhavingsverzoek indiende is het hiermee niet eens.

Allereerst brengt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) in herinnering dat handhavend optreden het uitgangspunt is. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag een bestuursorgaan afzien van handhavend optreden. Zo kan het zijn dat handhavend optreden niet in verhouding staat tot de belangen die daarmee wordt gediend. Als zo’n situatie zich voordoet dan mag het bestuursorgaan de overtreding door de vingers zien.

De Afdeling erkent dat de coronacrisis de handhaving kan beperken. Maar tegelijkertijd heeft het college onvoldoende laten zien waarom handhaving tegen de illegale bewoners niet kon. Volgens de Afdeling had het college per illegale bewoner moeten nagaan of handhaving mogelijk was. Daarnaast had het college op zijn minst een termijn kunnen vaststellen voor het niet handhaven. De afwijzing van het handhavingsverzoek is daarom onvoldoende gemotiveerd. Het college moet van de Afdeling een nieuwe beslissing nemen.

Landelijk vuurwerkverbod doorstaat de toets van de rechter (Rb Den Haag 11 december 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:12601)

Het landelijke vuurwerkverbod van de afgelopen jaarwisseling was een klap voor de vuurwerkbranche. Anders dan in de afgelopen jaren, was consumentenvuurwerk niet toegestaan rond de jaarwisseling.  Met het vuurwerkverbod moest voorkomen worden dat extra druk op de zorg zou worden gelegd tijdens de coronacrisis. Daarom was het vuurwerkverbod rond de afgelopen jaarwisseling ook eenmalig bedoeld.

Stichting Vuurwerkdealers Nederlands Consumentenwerk (hierna: SVNC) kon zich niet vinden in het vuurwerkverbod. Daarom stapte SVNC naar de burgerlijke rechter (en niet naar de bestuursrechter, zie deel I van deze reeks waarin deze taakverdeling aan bod komt). In een kort geding eiste SVNC onder andere dat de Staat weer toestond consumentenvuurwerk te verkopen en af te steken rond de jaarwisseling. Ook wilde SVNC dat de Staat met een compensatieregeling kwam voor de vuurwerkbranche naar aanleiding van het vuurwerkverbod.

De voorzieningenrechter merkt op dat het vuurwerkverbod is uitgevaardigd in een crisissituatie. In zulke situaties heeft de Staat veel vrijheid bij het nemen van maatregelen. Met dit in het achterhoofd komt het vuurwerkverbod de voorzieningenrechter begrijpelijk voor. Het is namelijk algemeen bekend dat het afsteken van vuurwerk kijkers aantrekt. Dit zorgt voor meer verspreiding van het coronavirus, meer vuurwerkongevallen en meer openbare ordeverstoringen. De Staat hoefde daarom het vuurwerkverbod niet aan te passen.

Verder kan de voorzieningenrechter SVNC niet volgen in hun stelling dat de Staat met een compensatieregeling voor de vuurwerkbranche moet komen. Er zijn namelijk al verschillende (algemene) regelingen waarop de vuurwerkbranche een beroep kan doen. Daarnaast is de Staat ook al bezig met een tegemoetkoming voor de vuurwerkbranche vanwege het vuurwerkverbod. Van de voorzieningenrechter hoefde de Staat dus niet met nog een aanvullende regeling voor de vuurwerkbranche te komen.

Tot slot

Samenvattend, de (bestuurs)rechter heeft zich in korte tijd over uiteenlopende zaken moeten buigen. Door de coronacrisis zijn in de juridische wereld allerlei vragen boven water gekomen die voor het eerst beantwoord moeten worden. Er staan niet alleen voor de overheid nieuwe uitdagingen te wachten. Ook rechters zijn gaan nadenken over hoe zij het beste hun rol kunnen vervullen. Heeft u na het lezen van deze uitspraken nog vragen? Neem dan gerust contact met ons op.

Catch Legal, Merel Brinkman

Interessant artikel?

Deel op facebook
Deel op Twitter
Deel op Linkdin
Deel via mail

Gerelateerde berichten

Catch Legal