De van rechtswege verleende vergunning (deel I: de huidige wetgeving)

In een driedelige artikelenreeks beantwoorden we de vragen hoe de van rechtswege verleende vergunning in de huidige wetgeving is geregeld (deel 1), welke rol de Dienstenrichtlijn daarbij speelt (deel 2) en of de van rechtswege verleende vergunning in het stelsel van de Omgevingswet blijft bestaan (deel 3). Hieronder leest u deel 1.

Waar is de van rechtswege verleende vergunning geregeld?

De van rechtswege verleende vergunning, ook wel de lex silencio positivo (hierna: lsp) genoemd, is een vergunning die van rechtswege ontstaat indien het bestuursorgaan niet tijdig op een aanvraag beslist.

In de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is in paragraaf 4.1.3.3 de algemene regeling over de van rechtswege verleende vergunning opgenomen. In het kort geldt: Indien het bestuursorgaan niet tijdig heeft besloten op een aanvraag, ontstaat een vergunning van rechtswege die geldt als een beschikking. Het bestuursorgaan moet de beschikking bekendmaken binnen twee weken nadat deze van rechtswege is ontstaan. Let wel, de lsp is slechts van toepassing indien dat bij wettelijk voorschrift is bepaald.

Wanneer ontstaat een omgevingsvergunning van rechtswege?

Artikel 3.9, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is zo’n wettelijke bepaling. Dit betekent dat een van rechtswege verleende omgevingsvergunning ontstaat op het moment dat de termijn is verstreken voor het beslissen op de aanvraag om een omgevingsvergunning. Dit geldt niet voor alle aanvragen. Alleen wanneer de reguliere voorbereidingsprocedure (§ 3.2 van de Wabo) van toepassing is op de betreffende aanvraag, is hierop de lsp van toepassing. Bij de reguliere voorbereidingsprocedure dient het bevoegd gezag in beginsel binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag te beslissen. Het bevoegd gezag is bij een omgevingsvergunning meestal het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de activiteit wordt uitgevoerd. Het bevoegd gezag kan binnen deze acht weken besluiten om de beslistermijn éénmaal met zes weken te verlengen. Indien de beslistermijn niet is verlengd en acht weken zijn verstreken, dan is de omgevingsvergunning van rechtswege ontstaan.

En hoe zit dat in de bezwaarprocedure?

In een recente uitspraak beantwoordt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) de vraag of een van rechtswege verleende vergunning ook in bezwaar kan ontstaan (ABRvS 27 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3963). Het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas (hierna: college) had tijdig beslist op een aanvraag en een omgevingsvergunning verleend. Derden maakten bezwaar tegen de verlening van de omgevingsvergunning, wat ertoe leidde dat het college de vergunning herriep. Het gevolg daarvan is dat het college opnieuw op de aanvraag moet besluiten. Het college besluit na meer dan acht weken op de aanvraag. Is nu een omgevingsvergunning van rechtswege ontstaan? Ja, oordeelt de rechtbank in beroep. Nee, oordeelt de Afdeling in hoger beroep. Voor het nemen van een besluit in de bezwaarprocedure is hoofdstuk 7 van de Awb van toepassing en niet de beslistermijn uit de Wabo. Het college diende binnen de termijn die in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb is genoemd, op het bezwaar te beslissen (binnen zes of twaalf weken). Overschrijding van die termijn heeft echter niet tot gevolg dat een omgevingsvergunning van rechtswege is ontstaan. Wel kunnen rechtsmiddelen worden aangewend om een besluit alsnog af te dwingen, waaronder het indienen van een ingebrekestelling en uiteindelijk het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

In het tweede deel van deze artikelenreeks besteden we aandacht aan de Dienstenrichtlijn en beantwoorden we de vraag hoe deze richtlijn de toepassing van de van rechtswege verleende vergunning beïnvloedt.

Heeft u vragen over bovenstaand artikel? Neem gerust contact met ons op!

Interessant artikel?

Deel op facebook
Deel op Twitter
Deel op Linkdin
Deel via mail

Gerelateerde berichten

Catch Legal