De Wet natuurbescherming beschermt net als de voorheen geldende Flora- en faunawet vele in het wild en van nature in Nederland voorkomende dieren. De Wet natuurbescherming is ontstaan als gevolg van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. In de Wet natuurbescherming staan verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantsoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De Wet- en het Besluit natuurbescherming kennen verschillende beschermingsregimes voor diverse plant- en diersoorten.
Voor algemene plant- en diersoorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen of beheer en onderhoud van natuurgebieden een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Er hoeft in die gevallen geen rekening te worden gehouden met de verschillende verboden.
Voor overige soorten geldt geen vrijstelling, maar kan een gemeentelijke gedragscode worden opgesteld, waardoor de ruimtelijke ontwikkeling of het beheer en onderhoud alsnog kan plaatsvinden. Met een gedragscode kan vrijstelling worden verleend van verbodsbepalingen in de Wet natuurbescherming. Een gedragscode moet goedgekeurd worden door de Minister van Economische Zaken en Klimaat of de provincie.
Indien er geen gedragscode is, zal voor de in het geding zijnde overige soorten een ontheffing moeten worden aangevraagd bij de provincie voordat met de ruimtelijke ontwikkeling of het beheer en onderhoud kan worden begonnen. Maar let op: ontheffingen mogen slechts worden verleend wanneer geen andere bevredigende oplossing bestaat, er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort en de ontheffing nodig is met het oog op in de Wet natuurbescherming bepaalde belangen.