Het opgraven van begraven echtgenote is onevenredig; de voorlopige voorziening bij een last onder bestuursdwang

Bij overtreding van (publiekrechtelijke) wet- of regelgeving is een bestuursorgaan in beginsel verplicht om handhavend op te treden. Dit wordt ook wel de beginselplicht tot handhaving genoemd. Enkel in geval van een bijzondere omstandigheid kan een bestuursorgaan afzien van handhaving. Een dergelijke bijzondere omstandigheid deed zich volgens de voorzieningenrechter voor in de gemeente Brunssum. Een weduwnaar werd middels een last onder bestuursdwang opgedragen zijn begraven echtgenote op te graven uit zijn achtertuin, omdat de tuin niet was aangewezen als bijzondere begraafplaats in het kader van de Wet op de lijkbezorging (ECLI:NL:RBLIM:2016:7408). Om te voorkomen dat de last onder bestuursdwang werd geëffectueerd (het bestuursorgaan zelf overgaat tot het uitvoeren van de last), diende de weduwnaar een verzoek om een voorlopige voorziening in bij de rechtbank.

Bestuursrechtelijke sancties

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft het bestuursorgaan dat met handhaving bevoegd is de mogelijkheid om bij een overtreding van een wettelijk voorschrift een herstelsanctie (ex artikel 5:21 e.v. en artikel 5:32 e.v. van de Awb) of een bestraffende sanctie, voor zover bij (bijzondere) wet is bepaald (ex artikel 5:40 e.v. van de Awb), op te leggen. Een herstelsanctie, inhoudende een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang, is bedoeld om een overtreding ongedaan te maken en de situatie te herstellen zoals deze was voorafgaand aan de overtreding. Een last onder dwangsom sommeert de overtreder de overtreding te beëindigen binnen een bepaalde periode (begunstigingstermijn). Indien de overtreder verzuimd de overtreding binnen de begunstigingstermijn ongedaan te maken, is hij een geldbedrag verschuldigd. Een last onder bestuursdwang gelast de overtreder om binnen de begunstigingstermijn de overtreding te beëindigen op straffe dat het bestuursorgaan de overtreding zelf beëindigt en de kosten hiervoor op de overtreder verhaalt. De bestraffende sanctie is de bestuurlijke boete, deze houdt de onvoorwaardelijke verplichting in een geldsom te betalen. Een verschil met een herstelsanctie is dat een bestraffende sanctie niet is gericht op herstel van de situatie, maar op leedtoevoeging aan de overtreder.

De casus

In onderhavig geval is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum (hierna: het college) een last onder bestuursdwang opgelegd om de overtreding van de Wet op de lijkbezorging, te weten het begraven van de echtgenote op een niet aangewezen algemene of bijzondere begraafplaats, ongedaan te maken. De weduwnaar kan zich niet verenigen met de opgelegde last, omdat het de laatste wens van zijn echtgenote was om in de tuin begraven te worden. Om te voorkomen dat hij zijn vrouw moet opgraven, tekent de weduwnaar bezwaar aan tegen de opgelegde last. Eveneens dient hij een verzoek voor een voorlopige voorziening in bij de rechtbank Maastricht, aangezien het indienen van een bezwaarschrift de begunstigingstermijn niet opschort. Met het verzoek om de voorlopige voorziening probeert de weduwnaar te voorkomen dat hij zijn vrouw moet opgraven voordat is besloten op zijn bezwaarschrift en het college, na ommekomst van de begunstigingstermijn, het startsein geeft om het graf open te maken.

Als voorlopig rechtsmatigheidsoordeel weegt de voorzieningenrechter de betrokken belangen af en gaat na of sprake is van een bijzondere omstandigheid op basis waarvan een voorlopige voorziening dient te worden getroffen. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) volgt dat twee bijzondere omstandigheden aan de orde kunnen zijn; indien concreet zicht op legalisatie bestaat of indien handhaving zodanig onevenredig is met de te dienen belangen (ECLI:NL:RVS:2016:2503).

De voorzieningenrechter oordeelt dat van concreet zicht op legalisatie geen sprake is. Een ontvankelijke aanvraag en de bereidheid van het college om mee te werken is van belang om concreet zicht op legalisatie aan te tonen (ECLI:NL:RVS:2011:BU3757). Op de aanvraag van de weduwnaar om de achtertuin aan te wijzen als bijzondere begraafplaats is nog niet besloten en onbekend is of de gemeenteraad bereid is om mee te werken aan het verzoek. Gezien in onderhavige zaak de bereidheid om mee te werken onbekend is, kan concreet zicht op legalisatie niet worden aangenomen.

Ten aanzien van het voorlopig oordeel of handhavend optreden in het onderhavige geval onevenredig is, dient de voorzieningenrechter een belangenafweging te maken. Gelet op de achterliggende gedachte van de Wet op de lijkbezorging acht de voorzieningenrechter handhavend optreden in dit concrete geval onevenredig. De mogelijkheid bestaat immers dat de achtertuin alsnog wordt aangewezen als bijzondere begraafplaats, wat zal betekenen dat de weduwnaar zijn opgegraven echtgenote, na aanwijzing, weer opnieuw mag begraven. Dit is onwenselijk gelet op de gewenste ‘grafrust’. Totdat meer duidelijkheid is over de aanwijzing van de achtertuin als bijzondere begraafplaats, weegt het belang van de weduwnaar zwaarder dan de beginselplicht tot handhaving; vooralsnog is handhavend optreden dus onevenredig.

De voorzieningenrechter wijst de voorlopige voorziening toe en schort het primaire besluit van het college op tot zes weken nadat is besloten op het bezwaarschrift. De begunstigingstermijn gaat pas na de beslissing op bezwaar lopen. In oktober neemt de gemeenteraad een besluit over het tuingraf, aldus 1limburg.nl. Wij houden de uitkomst van de zaak met belangstelling in de gaten.

Catch Legal

Heeft u vragen over handhavend optreden? Neem dan gerust contact op met een van onze bestuursrechtjuristen.

Interessant artikel?

Deel op facebook
Deel op Twitter
Deel op Linkdin
Deel via mail

Gerelateerde berichten

Catch Legal