Nieuwsflits: Poffertjes bakken Albert Cuypmarkt; vergunning innemen vaste marktplaats doorslaggevend bij handhavend optreden

Op basis van het Marktreglement 2009 van de gemeente Amsterdam is een ontheffing noodzakelijk voor het gebruik van een elektrisch verwarmingstoestel op marktplaatsen op de Albert Cuypmarkt. Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van het stadsdeel Zuid (hierna: algemeen bestuur) kan handhavend optreden tegen het gebruik van een elektrisch verwarmingstoestel zonder ontheffing.

Met ingang van 20 februari 2018 is het nieuw Marktreglement en het bijbehorende Inrichtingsbesluit van kracht, waarmee bepaalde marktplaatsen worden aangewezen als bakplaats. Enkel op deze plaatsen is het gebruik van een elektrisch verwarmingstoestel toegestaan. Een ontheffing is dan niet meer nodig.

In dit kader heeft de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (hierna: de Afdeling) op 15 augustus 2018 een uitspraak gedaan (ABRS 15 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2732). De feiten zijn als volgt: appellant, eigenaar van een poffertjeskraam op de Albert Cuypmarkt, heeft het algemeen bestuur verzocht handhavend op te treden tegen twee andere marktkoopmannen die beide gebruik maken van een elektrisch verwarmingstoestel (voor het bakken van poffertjes). Ten tijde van het verzoek was het Marktreglement 2009 van kracht en beide koopmannen beschikten niet over de noodzakelijke ontheffing. Wel zouden de marktplaatsen van de marktkoopmannen op basis van de nieuwe regelgeving aangewezen worden als bakplaats, waar het gebruik van een elektrisch verwarmingstoestel wordt toegestaan. Een ontheffing zou dan niet meer nodig zijn. Aangezien de nieuwe regelgeving zich in een vergevorderd stadium bevond, zag het algemeen bestuur af van handhavend optreden wegens concreet zich op legalisatie en werd de situatie gedoogd.

De Afdeling toetst of ten tijde van het verzoek om handhavend op te treden concreet zich op legalisatie bestond. De Afdeling laat meewegen of de marktkoopmannen beschikten over een vergunning voor het innemen van een vaste marktplaats. Eén van de marktkoopmannen beschikte over zo’n vergunning (hierna: marktkoopman 1). De andere marktkoopman pachtte zijn marktplaats (hierna: marktkoopman 2), waarbij de persoon waarvan hij pachtte over een vergunning voor  het innemen van een  vaste marktplaats beschikte. De Afdeling oordeelt dat ten aanzien van marktkoopman 1 concreet zicht op legalisatie bestond. Tegen hem kan dan ook niet handhavend opgetreden worden. Wat betreft marktkoopman 2 bestond er echter geen concreet zicht op legalisatie, omdat hij zijn marktplaats pachtte en dat het niet zeker was of hij de marktplaats nog steeds mocht pachten op het moment dat de nieuwe regelgeving in werking zou treden.

Vervolgens oordeelt de Afdeling dat handhavend optreden tegen marktoopman 2 ook niet onevenredig is, omdat hij wist dat hij niet over een vergunning voor het innemen van een vaste marktplaats beschikte en dat die omstandigheid tot gevolg heeft dat eventueel financieel nadeel voor eigen rekening en risico komt (zie ABRVS 8 april 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI0416).

Aldus was er voor het algemeen bestuur bij marktkoopman 2 geen grond om af te zien van handhavend optreden. De vergunning voor het innemen van een vaste marktplaats is van doorslaggevende betekenis voor dit oordeel.

Voor meer informatie over handhaving kunt u onze pagina over handhaving bekijken of contact opnemen met een van onze juristen.

Interessant artikel?

Deel op facebook
Deel op Twitter
Deel op Linkdin
Deel via mail

Gerelateerde berichten

Catch Legal