De mogelijkheden om een ingebrekestelling in te dienen in geval de overheid niet tijdig op een aanvraag beslist zijn bekend. Deze bevoegdheid bestaat ook bij een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob). De rechtbank Midden-Nederland oordeelt in een aantal recente uitspraken dat er sprake is misbruik van deze bevoegdheid indien het Wob-verzoek niet is gericht op het verkrijgen van informatie, maar op het innen van een dwangsom wegens niet tijdig beslissen.
Op grond van de Wob komt burgers de bevoegdheid toe een verzoek in te dienen om openbaarmaking van documenten over een bestuurlijke aangelegenheid. Dit betreffen bijvoorbeeld documenten die ten grondslag liggen aan een beslissing van de overheid. Indien het bestuursorgaan waarbij het verzoek is ingediend niet tijdig op dit verzoek reageert, kan de verzoeker het bestuursorgaan in gebreke stellen. Na een termijn van twee weken nadat de ingebrekestelling is ontvangen, verbeurt het bestuursorgaan een dwangsom voor elke dag dat niet op het verzoek wordt gereageerd. In een aantal recente uitspraken oordeelt de rechtbank dat er sprake is van misbruik van recht omdat de ingediende Wob-verzoeken niet waren gericht op het verkrijgen van (informatie uit) documenten, maar op het innen van een dwangsom.
Naar aanleiding van een boete van € 23,- wegens een verkeersovertreding verstuurt [eiser A] drie Wob-verzoeken en vier ingebrekestellingen. Door niet de besluitvorming af te wachten maar steeds een nieuw verzoek in te dienen, was de rechtbank Midden-Nederland op 12 augustus 2014 (ECLI:NL:RBMNE:2014:3558) van oordeel dat [eiser A] de taak van het bestuurorgaan (in dit geval de minister van Veiligheid en Justitie) om binnen de wettelijk gestelde termijnen een deugdelijk beslissing te nemen, heeft bemoeilijkt. Daarbij achtte de rechtbank het van belang dat [eiser A] elk Wob-verzoek en elke ingebrekestelling van een ander kenmerk heeft voorzien. Ook de omstandigheid dat de gemachtigde van [eiser A] in het jaar 2013 alleen al meer dan 1000 Wob-verzoeken namens meerdere personen heeft ingediend, maakt volgens de rechtbank dat de handelwijze van [eiser A] en zijn gemachtigde niet was gericht op het tijdig verkrijgen van informatie maar op het incasseren van dwangsommen en dat er sprake is van misbruik van (proces)recht.
Dezelfde rechtbank is ook in haar uitspraak van 28 oktober 2014 (ECLI:NL:RBMNE:2014:5278) van oordeel dat sprake is van misbruik van (proces)recht. Zowel de Wob-verzoeken als de ingebrekestellingen van [eiser B] waren als een enkele zin opgenomen in omvangrijke brieven, waarbij noch uit de aanhef van de brieven noch uit de inhoud van de teksten duidelijk werd dat sprake was van een Wob-verzoek of ingebrekestelling. De brieven betroffen bijvoorbeeld een algemene uiteenzetting van het gemeentelijk beleid over coffeeshops, met als aanhef ‘coffeeshopbeleid’. Volgens de rechtbank zijn de verzoeken op evident verhullende wijze geformuleerd, waarbij [eiser B] heeft beoogd te voorkomen dat de gemeente de brief op eenvoudige wijze zou herkennen als Wob-verzoek. Gelet op de wijze van indienen was rechtbank van oordeel dat de Wob-verzoeken waren gericht op het mogelijk verbeuren van een dwangsom en niet op het verkrijgen van informatie of openbaarmaking daarvan.
De rechtbank lijkt met deze uitspraken een duidelijk signaal af te willen geven: Wob-verzoeken dienen uitsluitend ter verkrijging van overheidsinformatie en niet ter verkrijging van overheidsgelden.
Catch Legal, Merel Brinkman.
Meer weten? Neem gerust contact op.