Effectieve heroverweging van (niet-)handhavings-besluiten (II)

Op 11 maart 2020 heeft staatsraad advocaat-generaal Wattel een conclusie uitgebracht: een rechtsgeleerd advies aan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State over een zaak waarin nog uitspraak moet worden gedaan. In deze conclusie stond de vraag centraal welke feiten en omstandigheden moeten worden betrokken bij de heroverweging indien bezwaar wordt gemaakt tegen het besluit tot het opleggen van een herstelsanctie, zoals  een last onder dwangsom of bestuursdwang.

In ons eerste deel van deze miniserie legden wij uit wat een heroverweging in bezwaar is en dat het uitgangspunt van ex nunc toetsing bij heroverweging van sanctiebesluiten volgens de conclusie van staatsraad advocaat-generaal Wattel moet worden verlaten. Een doelmatigheidstoets en evenredigheidstoets komen hiervoor in de plaats. In het slot van deze miniserie worden de gevolgen voor de praktijk belicht. 

Voorbeeld: last onder dwangsom

Hoe werkt dit dan in de praktijk? Een goed voorbeeld is de oplegging van een last onder dwangsom. Een last onder dwangsom kan strekken tot het beëindigen van de overtreding en het voorkomen van herhaling. Als de overtreder de overtreding heeft beëindigd, maar pas na het verbeuren van dwangsommen, dan zou volgens de aanbevelingen van Wattel door het bestuursorgaan in de bezwaarfase zowel met de beëindiging van de overtreding als met de eventuele verbeuring van dwangsommen rekening moeten worden gehouden. In het licht van effectieve handhaving zou een tussentijdse beëindiging van de overtreding niet moeten leiden tot gehele herroeping van het primaire besluit, maar wel tot een gedeeltelijke herroeping vanaf de dag na beëindiging van de overtreding, maar alleen als er weinig kans bestaat op herhaling.

Een sprekend voorbeeld hierbij is een uitspraak waar Wattel op wijst over een veeboer die in overtreding was van vergunningvoorschriften van een milieuvergunning die was verleend ten behoeve van zijn bedrijf (ECLI:NL:RVS:1999:AN6252). De veeboer ging in bezwaar tegen het besluit van het bestuursorgaan om aan hem een last onder dwangsom op te leggen voor overtreding van de vergunningvoorschriften. De veeboer was ten tijde van de beslissing op bezwaar verhuisd en geen eigenaar meer van het bedrijf, waardoor hij de overtreding niet meer kon begaan en evenmin kon beëindigen. Het besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom is met de kennis en op basis van het recht van toen correct tot stand gekomen (hij was immers in overtreding van de vergunningvoorschriften), maar ontwikkelingen van na het primaire besluit maken dat een gedeeltelijke herroeping van het besluit tot het opleggen van de last onder dwangsom rechtvaardig is, namelijk vanaf het moment dat de veeboer was verhuisd waardoor vanaf dat moment geen dwangsommen meer  zijn verbeurd.

In het geval van de veeboer bestond geen kans op herhaling, omdat hij was verhuisd en geen eigenaar meer was van het bedrijf, maar als er een kans op herhaling van de overtreding bestaat, is het af te raden om het besluit (gedeeltelijk) te herroepen.

Wat als de weigering handhavend op te treden moet worden heroverwogen?

Hoe zit het dan als de weigering handhavend op te treden wordt heroverwogen? In deel 1 van deze miniserie beschreven we de zaak tussen Greenpeace en NVWA. NVWA had besloten niet te handhaven tegen illegale import van hout. Dit besluit was niet in overeenstemming met het recht, omdat 1) ten tijde van het nemen van dit besluit sprake was van een overtreding, 2) de NVWA bevoegd was om handhavend op te treden en 3) de NVWA ook een plicht heeft om handhavend op te treden als er een bevoegdheid bestaat en er geen sprake is van bijzondere omstandigheden. De NVWA moest zich in bezwaar opnieuw buigen over de vraag wel of niet te handhaven, maar inmiddels waren de overtredingen beëindigd. Welke feiten en omstandigheden zijn dan van belang? Kan er in de beslissing op bezwaar alsnog worden besloten om herstelsancties op te leggen als de overtreding ten tijde van de beslissing op bezwaar beëindigd is? In dergelijke gevallen moet volgens Wattel eerst worden beoordeeld of nog een bevoegdheid tot handhaving bestaat. Herstelsancties kunnen slechts worden opgelegd als er nog iets te herstellen valt. Dat is niet het geval als: 1) de overtreding beëindigd is, 2) de kans op herhaling klein is, en 3) er geen gevolgen zijn die nog kunnen worden beperkt of weggenomen. Volgens Wattel kan ook als de overtreding beëindigd is een bevoegdheid tot het opleggen van een herstelsanctie bestaan. Vereist is dan wel dat er kans op herhaling bestaat of de mogelijkheid om de gevolgen van de eerdere overtreding te beperken of ongedaan te maken. Het is nog niet duidelijk hoe deze toets zal uitpakken.

Slot

Indien bezwaar wordt gemaakt tegen een besluit tot het opleggen van een herstelsanctie moet het bestuursorgaan volgens Wattel niet strikt op basis van de actuele situatie of op basis van de situatie van toen toetsen, maar op basis van doelmatigheid en evenredigheid. Dit kan inhouden dat zowel wordt gekeken naar de situatie van toen als naar de actuele situatie. Hamvraag is of de NVWA nog steeds – of opnieuw – een bevoegdheid en daarmee ook een plicht tot handhaving heeft.

We wachten met veel interesse het oordeel van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in deze zaak af. In die uitspraak zal duidelijk worden of de Afdeling de conclusie van Wattel zal volgen. Bovendien wordt duidelijk of de NVWA in bezwaar alsnog had moeten handhaven.

Catch Legal

Hebt u vragen na het lezen van deze blog, of hebt u een andere bestuursrechtelijke vraag? Neem gerust contact met ons op.

Interessant artikel?

Deel op facebook
Deel op Twitter
Deel op Linkdin
Deel via mail

Gerelateerde berichten

Catch Legal