Lachgasverbod: mag je het straks nog wel kopen voor in je keuken?

Het gebruik van lachgaspatronen als drugs in plaats van gastronomisch of technisch hulpmiddel is de laatste jaren flink toegenomen. Zoveel zelfs dat (door staatssecretaris Blokhuis en minister Grapperhaus) een voorstel is gedaan om lachgas in het hele land te gaan verbieden. Met het landelijk verbod wordt het verboden om op festivals, in nachtclubs of in cafés lachgas aanwezig te hebben of te verkopen. Maar wat betekent dit verbod voor horecaondernemers die lachgas gebruiken waar het voor bedoeld is; namelijk om te koken?

Wat houdt het lachgasverbod in?

Wanneer het wetsvoorstel voor het verbod op lachgas wordt aangenomen, zal lachgas worden opgenomen in de Opiumwet. Bij de Opiumwet horen meerdere lijsten met verschillende soorten drugs. Op lijst II van de Opiumwet staan softdrugs opgenomen. Het is verboden de softdrugs op deze lijst aanwezig te hebben, te maken, te verwerken of te verkopen. Deze lijst met verboden middelen kan door de minister worden uitgebreid als is gebleken dat een middel het bewustzijn van de mens beïnvloedt en bij gebruik kan leiden tot schade aan de gezondheid en schade voor de samenleving. Volgens staatssecretaris Blokhuis en minister Grapperhaus kan lachgas aan deze lijst worden toegevoegd, omdat is gebleken dat lachgas schadelijk kan zijn voor de gezondheid van de gebruiker, maar ook voor de samenleving, bijvoorbeeld bij gebruik in het verkeer. Zo hebben er van januari 2019 tot aan juli 2019 bijna 1.000 incidenten plaatsgevonden in het verkeer waarbij één van de betrokkenen lachgas had gebruikt.

Voordat een nieuwe drug aan de lijst bij de Opiumwet kan worden toegevoegd, zal dit moeten worden voorgelegd aan de leden van de Eerste- en Tweede Kamer. Pas als de Kamerleden het niet nodig vinden om het voorstel tot een wet te maken zodat er ook over gestemd wordt, kan de drug worden toegevoegd aan de lijst.

Wat betekent dit voor horecaondernemers?

Als lachgas toegevoegd wordt aan de Opiumlijst en het landelijke lachgasverbod in gaat, betekent dit voor de horeca dat bijvoorbeeld cafés en nachtclubs geen lachgaspatronen en lachgasballonnen meer mogen verkopen aan bezoekers voor recreatief gebruik. De gastronomische toepassing van lachgas wordt gezien als ‘eigenlijke toepassing’ van lachgas en wordt samen met toepassing in de geneeskunde (als pijnstiller en anestheticum) en de technische toepassing (bijvoorbeeld in de autosport om het tijdelijk motorvermogen van de raceauto te verhogen) uitgezonderd van het verbod. In de toelichting bij het voorstel wordt duidelijk aangegeven wat in ieder geval buiten deze ‘eigenlijke toepassing’ valt, namelijk: het gebruik van lachgas uit glasflessen (ongeacht de grootte en vorm van de gasfles) anders dan voor de productieprocessen van kant- en klare (slagroom)spuitbussen en ampullen. De inkoop, verkoop, het bezit en de terhandstelling van lachgas in gasflessen aan particulieren valt in alle gevallen buiten de eigenlijke toepassing en is dus in alle gevallen verboden. Voor particulieren is de gastronomische toepassing van lachgas volgens de toelichting beperkt tot het gebruik van lachgas uit ampullen om voeding mee te bereiden.

Wanneer gebruikt een horecaondernemer lachgas voor gastronomische doeleinden?

In het voorstel wordt een kader geschetst waarbinnen de handelingen met lachgas voor gastronomische doeleinden plaatsvinden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in vijf verschillende aspecten: 1) de productie van lachgas als voedingsadditief, 2) de handel in lachgas als voedingsadditief in gasflessen om slagroomspuitbussen en/of ampullen te produceren, 3) de productie van, en handel in, kant- en klare (slagroom)spuitbussen, 4) de productie van, en handel in met lachgas als voedingsadditief gevulde ampullen en 5) het gebruik van lachgas als voedingsadditief. Voor horecaondernemers is vooral de handel in met lachgas gevulde ampullen en het gebruik van lachgas als voedingsadditief belangrijk. Voor deze aspecten zal worden uitgegaan van een maximale hoeveelheid ampullen waarboven geen sprake meer is van gastronomische doeleinden, maar sprake lijkt van strafbaar handelen. Bij horecaondernemers is het bezit van meer dan vijf verpakkingen van maximaal 50 ampullen (250 ampullen in totaal) volgens het voorstel een sterke aanwijzing dat het lachgas niet bestemd is voor gastronomische doeleinden en dus sprake is van strafbaar handelen. Groothandels mogen volgens de toelichting bij het voorstel dan ook niet meer dan vijf verpakkingen met maximaal 50 ampullen verkopen aan horecaondernemers. Thuiskoks en thuisbakkers van 18 jaar en ouder mogen 10 ampullen in huis hebben voor de bereiding van eten. Het bezit van meer dan 10 ampullen door thuiskoks en thuisbakkers is een sterke aanwijzing dat sprake is van strafbaar handelen. Als sprake is van strafbaar handelen dan is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang en kan de burgemeester bijvoorbeeld over gaan tot het sluiten van een pand.

Wat gebeurt er met de gemeentelijke lachgasverboden?

Een groot aantal gemeenten heeft, vooruitlopend op het landelijke lachgasverbod, een gemeentelijk lachgasverbod ingevoerd via de Algemene Plaatselijke Verordening of handhaaft op grond van de Wet milieubeheer. In sommige van die gemeenten is het bijvoorbeeld verboden om lachgas te gebruiken wanneer dit voor overlast zorgt. Ook zijn er gemeenten waarbij een verbod tot het gebruik van lachgas alleen in bepaalde gebieden geldt en in weer andere gemeenten geldt juist een verbod op de verkoop van lachgas. In dit verband moet worden opgemerkt dat het op dit moment nog onzeker is of een in de Algemene Plaatselijke Verordening opgenomen algemeen lachgasverbod (verkoop en gebruik) in de gehele gemeente stand zou houden bij de rechter, omdat lachgas (tot het lachgasverbod is ingevoerd) nog altijd een legaal middel is. Onderbouwd zou dan moeten worden dat in de hele gemeente sprake is van aantasting van de openbare orde of overlast als gevolg van oneigenlijk gebruik van lachgas. Zo’n onderbouwing lijkt lastig te geven.

Als het lachgasverbod in werking treedt, wordt lachgas een illegaal middel en dat heeft ook gevolgen voor de gemeentelijke regels over lachgas. Uit de rechtspraak volgt namelijk dat er geen ruimte bestaat voor gemeentelijke verbods- en strafbepalingen die voorschriften uit de Opiumwet kopiëren. Gemeentelijke regels die de verkoop van lachgas verbieden zouden de voorschriften uit de Opiumwet die de verkoop van lachgas op landelijk niveau verbieden, kopiëren. De gemeentelijke verboden die zich richten op de verkoop van lachgas zullen van rechtswege komen te vervallen na inwerkingtreding van het landelijke lachgasverbod (artikel 122 van de Gemeentewet). Ook vervalt de mogelijkheid voor gemeenten om de verkoop van lachgas te verbieden via een voorschrift dat aan bijvoorbeeld een evenementen- of exploitatievergunning wordt verbonden.

Wat mogen gemeenten nog wel zelf regelen?

De Opiumwet stelt het enkele gebruik van drugs niet strafbaar, waardoor lokale verordeningen die het gebruik van lachgas verbieden de Opiumwet slechts aanvullen en niet kopiëren. Een gebruiksverbod zal (afhankelijk van de formulering) na de inwerkingtreding van het lachgasverbod wel kunnen blijven bestaan.

Daarnaast blijft er volgens de toelichting bij het voorstel voor gemeenten ruimte om voorschriften of beperkingen aan een vergunning of ontheffing te verbinden. Op grond van zo een voorschrift of beperking krijgt de vergunninghouder (zoals de eigenaar van een café) een ‘zorgplicht’ opgelegd om binnen diens mogelijkheden passende maatregelen te treffen om de mogelijke overlast in de openbare ruimte als gevolg van de verkoop of het recreatieve gebruik van lachgas te beperken. Een zorgplicht houdt in dat een vergunninghouder zoveel als mogelijk moet voorkomen dat overlast in de openbare ruimte door lachgas plaatsvindt. Aan wat voor ‘passende maatregelen’ dan kan worden gedacht, volgt niet uit de toelichting, maar ik denk dan aan bijvoorbeeld 1) het doorzoeken van iemand zijn tas als wordt vermoed dat iemand lachgaspatronen, ballonnen en een slagroomspuitbus bij zich heeft, 2) het opnemen van een verbod tot het gebruik van lachgas in de huisregels en 3) het ophangen van camera’s om dit te kunnen controleren.

Tot slot

Tot 10 juli 2020 kon iedereen zijn mening geven over het voorstel van staatssecretaris Blokhuis en minister Grapperhaus. Na de zomer gaat het kabinet verder praten over het voorstel. Als het aan staatssecretaris Blokhuis en minister Grapperhaus ligt, gaat het lachgasverbod vanaf 2021 in. Voor het voorstel kan worden vastgesteld moet het alleen nog wel een paar hobbels nemen. Zo moet de Raad van State nog adviseren over het voorstel, moeten alle ministers samen het voorstel nog goedkeuren en moet het voorstel nog worden voorgelegd aan de leden van de Eerste en Tweede Kamer. Het is de vraag in hoeverre een lachgasverbod het beoogde doel zal bereiken en of schade aan de gezondheid van de gebruiker van lachgas en schade voor de samenleving door lachgas niet beter op andere manieren kan worden voorkomen dan met een landelijk lachgasverbod. Het criminaliseren en verbieden van lachgas kan ook voor veel ellende zorgen. Denk bijvoorbeeld aan een illegale handel in lachgas. Als alternatief zou ook gedacht kunnen worden aan het helpen van gemeenten met het handhaven en aanpakken van de overlast. De huidige wetgeving biedt daarvoor handvatten, zoals het opnemen van een ventverbod of een verbod tot het gebruik van lachgas in bepaalde gebieden in de Algemene Plaatselijke Verordening.

Interessant artikel?

Deel op facebook
Deel op Twitter
Deel op Linkdin
Deel via mail

Gerelateerde berichten

Catch Legal